De roep van de reiger

Materieschilderijen van Ans Schuiling

In het atelier van Ans Schuiling hangt een spinnenweb. Een weefsel van ragfijne draden spant zich in een hoek van de ruimte, van wand tot wand, tot aan een klein zwart schilderij, dat op zijn beurt dra­den laat zien, die in horizontale banen over het grondvlak gespannen zijn en een zacht vibrerend vlak vor­men. Buiten toont de muur van de middel­eeuw­se kerk een weefwerk van voegen. Kale boom­tak­ken vormen zwarte lijnen tegen de blauwe hemel. Aan de achterkant van het huis strekken de velden zich uit. Het land is leeg, de akkers zijn geploegd, de gras­landen zijn drassig in dit seizoen. Langs de ran­den van de sloten tekenen zich rietkragen af.

Wanneer de kunstenaar over het landschap praat, spreekt zij als een dichter. De feitelijke aan­we­zig­heid van de dingen strekt zich voor haar uit naar een poëtische ruimte. Hier zijn de dingen dragers van de menselijke emotie, terwijl deze zich tegelijkertijd loszingt van haar gebondenheid aan per­soon, moment en plek. Er is het geluid van de wind door het riet, de schreeuw van de reiger in de nacht, de roep van de overvliegende ganzen. Er is het ritme van de stengels, het lijnenspel van de vo­ren in de aar­de, het licht dat weerkaatst in de plassen. Het landschap neemt de kijker in zich op maar vraagt niets van hem. Het land­schap troost.

De bezielde observatie van het noordelijk landschap vormt de achtergrond waartegen het beeldend werk van Ans Schuiling ontstaat. Haar werken zijn opgebouwd uit natuurlijke materialen: wol, linnen, naai­garen, koperdraad, jute en batist. Fijne weefsels en breisels, geplooide stof of losse draden zijn aangebracht op een drager – een paneel of een doek van schilderslinnen. Ze vormen textuur en struc­tuur; vlakken, lijnen en velden. Het kleurgebruik is summier; het beperkt zich voornamelijk tot
wit­­­ten, zwarten en aardetinten. Wan­neer er verf is gebruikt, is dit om de achtergrond te kleu­ren of om de structuur van een transparante laag te voorzien. Soms is er in de verf gekrast, dan vormt zich een patroon van lijnen; soms is er met grafiet op de verf getekend, af en toe schemert de nerf van het onder­liggende hout door een dunne verflaag heen. Hoewel de werken qua vorm en opvat­ting doen denken aan schilderijen, laten ze zich evengoed – en steeds meer – omschrijven als wand­sculp­­tu­ren.

De werken tonen landschappelijke elementen. Soms zijn er velden en horizonnen te herkennen; rit­mes en lijnen herinneren aan de omgeving waarin het werk ontstond. Toch zijn het, meer dan re­pre­sen­­taties, presentaties; werelden op zichzelf, ontstaan uit het spel met het materiaal. De werken doen niet alleen een beroep op het kij­ken, maar ook op het tasten en zelfs op het horen. Hun  ziel wordt gedragen in de lege vlakken, die meer zijn dan alleen restvorm: ze maken een ‘volle leegte’ er­vaar­baar.

De werken ademen een stilte. Materie, lijn en vlak  tonen een sensitiviteit, een bewo­genheid die aan de­ze stilte een menselijke maat verleent. De aandacht van de maker, de dynamiek van de repe­te­ren­de handeling, het geduld waarmee het fijne handwerk is verricht, worden als een vorm van verstilling aan de kijker terug ­ge­geven. Voor de kunstenaar is het maken van een kunstwerk een kwes­tie van luis­teren. Het proces voltrekt zich, de kunstenaar volgt. Dit luisteren is niet anders dan een wachten op het moment dat de materie transformeert tot ‘wereld’. Het is ‘the power of metamorphosis’.  In de werelden van Ans Schuiling klinkt de doorleefde ervaring van in het landschap zijn door – als de roep van de reiger en de diepere stilte daarna.

Janet Meester, januari 2022